2007 - 2011 | Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
Promotor
Mark Elchardus
Collaborators
De Laet, Peggy (VUB SOCI)
Jacobs, Lindsay (VUB SOCI)
Lauwerysen, Katrien (VUB SOCI)
Smits, Wendy (VUB SOCI)
Badisco, Julie (VUB SOCI)
Bare, Sabine (VUB SOCI)
About the project
De onderzoekslijn Sociaal-Cultureel Werk van de onderzoeksgroep TOR focust op het deelnemen en deelhebben aan het sociaal-cultureel werk. Onder het sociaal-cultureel werk verstaan we het sociaal-cultureel volwassenenwerk (sociaal-culturele verenigingen, vormingsinstellingen, bewegingen, volkshogescholen), de amateurkunsten en het lokaal cultuurbeleid (bibliotheken, cultuurcentra en algemeen gemeentelijk cultuurbeleid). Het sociaalcultureel werk neemt een bijzondere positie in in het landschap van culturele instellingen. Het krijgt - als basiskanaal van het cultuurbeleid - een belangrijke functie in het democratiseren van cultuur en het bevorderen van de cultuurdeelname. Zo lezen we in de respectievelijke decreten opdrachten als cultuurspreiding, gemeenschapsvorming, het bevorderen van de cultuurparticipatie, publieksverbreding en publieksverdieping. Het sociaal-cultureel werk is ondermeer bij uitstek aanwezig op het lokale culturele veld en staat letterlijk dicht bij de burger. Voor deze eerste lijn van het cultuurbeleid is het deelnemen en deelhebben aan het sociaal-cultureel werk een uitermate belangrijk beleidsvraagstuk.
Met dit onderzoek willen we de participatie aan de diverse kanalen van het sociaal-cultureel werk in kaart brengen en verklaren, het vrijwilligerswerk binnen deze sectoren beschrijven en verklaren en de effecten van participatie expliciteren. Daarbij worden een aantal belangrijke aandachtspunten vooropgesteld. Vooreerst gaan we uit van het verschillend karakter van sociaalculturele verenigingen, vormingsinstellingen, bewegingen, volkshogescholen, bibliotheken, cultuur- en gemeenschapscentra en de instellingen voor amateurkunsten. We gaan ervan uit dat participatie, vrijwilligerswerk en de effecten van participatie verschillen naargelang deze kanalen. Het in kaart brengen van de sociale diversiteit van de participanten, de verschillende intensiteit van hun deelname, de wijze waarop ze participeren, en de effecten ervan in de verschillende kanalen van het sociaalculturele werk, is een eerste aandachtspunt. Het differentieel karakter van de verschillende instellingen en verenigingen brengt ons ook bij hun complementariteit. Redenerend vanuit een perspectief van een gemeentelijk cultuurbeleid kunnen verenigingen, de bibliotheek en het cultuurcentrum verschijnen als complementair in hun publieksbereik. Niet elke instelling of vereniging hoeft iedereen te bereiken. Het lokale en complementaire perspectief wordt dus ook meegenomen als aandachtspunt.
We willen dit onderzoek realiseren door het verzamelen van nieuw onderzoeksmateriaal (een nieuwe ronde van de participatiesurvey), maar tevens door het in kaart brengen en analyseren van bestaand Vlaams en internationaal onderzoeksmateriaal. Daarbij wordt reeds afgelopen onderzoek geïnventariseerd, lopend onderzoek wordt betrokken en bestaand datamateriaal wordt ge(her)analyseerd. We menen dat de onderzoeksgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel hiertoe een belangrijke meerwaarde heeft. De onderzoeksgroep heeft zich in het verleden geprofileerd als kennisactor in de onderzoeksthema's die in deze onderzoekslijn centraal staan. De onderzoeksgroep heeft tot op heden verschillende onderzoeken lopen die aansluiten bij de thematieken van dit onderzoek. Zodanig kan worden voortgebouwd op een sterke onderbouw en wordt constant een kruisbestuiving met het lopend onderzoek gegenereerd. Er wordt ook verdergebouwd op onderzoeksthema's waarrond de onderzoeksgroep reeds verscheidene jaren fundamenteel onderzoek verricht.