Nu steeds meer mag en kan is het interessant te zien welke indicatoren mee beslissen of de exitstrategie haar voorziene schema kan blijven volgen. Er zijn heel wat mogelijkheden, met variaties op de uitkomsten en op de timing waarmee ze de vooruitgang op het terrein kunnen tonen, zoals het aantal nieuwe gevallen, ziekenhuisopnames of lege bedden op de afdelingen intensieve zorg. In deze context wil ik een pleidooi houden voor het reproductiegetal als richtcijfer. Dat is namelijk een getal van de wetenschap, een getal van het beleid en een getal van transparantie.
Het reproductiegetal (R of besmettingsgetal) is het gemiddeld aantal nieuwe besmettingen die één besmet persoon rechtstreeks doorgeeft, voor hij of zij door genezing of overlijden zelf geen risico meer vormt. Het getal komt uit de demografie maar is door epidemiologen overgenomen en verder uitgewerkt. Ten eerste is R een wetenschappelijk onderbouwd cijfer, met een zeer eenvoudige schaal, makkelijk interpreteerbaar voor iedereen én het biedt ook de mogelijkheid om de evolutie te voorspellen. Bedraagt R 1, dan blijft de epidemie op het huidige peil aanhouden. Er wordt geschat dat het reproductiegetal bij de uitbraak van Covid-19 tussen 2 en 3 lag, wat betekent dat de epidemie zonder tegenmaatregelen met factor 2-3 kon groeien in de tijd van een besmettingsgolf. Beneden de waarde van 1 krimpt de epidemie, en kan berekend worden wanneer de nieuwe besmettingsgolf gedaald is tot de helft, een kwart en zo verder. Voor België is laatst een effectief reproductiegetal van 0,8 gerapporteerd. Met een waarde van 0,8 zoals onder de huidige maatregelen daalt de nieuwe besmetting naar 80%, 64%, 51% en zo verder, en dit in een periode van slechts een vijftal dagen.
R geeft ook de marge aan voor sociaal en economisch beleid in de uitloop van de besmettingsgolf. Zo lang de reproductiecijfers boven de 1 liggen spreekt het haast vanzelf dat de bestrijding alle prioriteit krijgt en de specialisten een doorslaggevende stem hebben in alle beslissingen. Bij een waarde die stevig en stabiel onder 1 ligt is dat anders: er ontstaat geleidelijk ruimte voor beleidsmakers om te schuiven met de prioriteiten. Zolang heropflakkering van de besmetting dreigt zullen de virologen en specialisten strenge boekhouders van de maatregelen moeten blijven, maar naarmate R verder daalt zal hun rol als ontwerpers en planners van het beleid wellicht afnemen.
Tenslotte is het ook een getal van transparantie, want R kan vlot internationaal vergeleken worden. Zo kan men nagaan hoe de situatie is in andere landen en bij welke R-waarde onze buurlanden hun strenge maatregelen weer lossen. Daarbij mag de context niet uit het oog verloren worden: landen zoals België en Frankrijk waar de besmetting voor de lockdown sterk heeft kunnen verspreiden, en waar de druk op de gezondheidszorg nog groot is zullen het reproductiecijfer wat langer en dieper onder de grenswaarde moeten houden. Anderen, zoals Oostenrijk of Denemarken kunnen al wat sneller beginnen met de “déconfinement”.
Is het reproductiegetal dan alleenzaligmakend? Uiteraard niet, zoals elke indicator moet het betrouwbaar en overal gelijk gemeten worden. En bovendien zijn er inertie-effecten: de nasleep van de voorbije pieken in de uitbraak voor de gezondheidssector moeten verwerkt zijn vooraleer de marges op het reproductiegetal echt helemaal aangesproken kunnen worden.
Het exitbeleid is idealiter een gedeelde beslissing. De politiek maakt een afweging tussen snelle herneming van het sociale en economische leven en een snelle terugdringing van de pandemie; de wetenschap adviseert rond veilige marges en geraamd toekomstverloop. Hierbij blijft R een bijzonder krachtige en eenduidige indicator voor monitoring.