2001-2002| Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs
Het onderwijsveld is een van de sectoren waar de toenemende participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt het best merkbaar is. Het aantal vrouwelijke leerkrachten is de laatste jaren globaal toegenomen in zowel het basis- als het secundair onderwijs. Hier tegenover staat dat we relatief weinig weten over de mogelijke consequenties van deze maatschappelijke trend. In dit project wordt onderzocht of deze ‘feminisering’ effecten heeft op de prestaties en de waarden van leerlingen, alsook op aspecten van de schoolwerking.
Tot hiertoe werden in buitenlands onderzoek enkel de effecten van de sekse van de leerkracht op de cognitieve prestaties en de affectieve vaardigheden van leerlingen onderzocht. Over attitudevorming is minder geweten. Over de invloed op schoolorganisatorisch vlak is de kennisbasis quasi onbestaand. Al bij al kan dus worden gesteld dat er over het algemeen zeer weinig gekend is over de feminisering van het onderwijs. Daarnaast kan men een aantal kanttekeningen plaatsen bij het bestaande onderzoek. In de eerste instantie gaat het voornamelijk om studies uit Angelsaksische landen. De Britse, Canadese, Australische of Amerikaanse onderwijsstelsels zijn echter niet altijd even gemakkelijk te vergelijken met de Vlaamse situatie. Daarnaast zien we dat het gros van deze studies kwalitatief-beschrijvend van aard zijn, waardoor veralgemeningen worden uitgesloten. Tenslotte kan worden opgemerkt dat de schaarse kwantitatieve analyses geen rekening houden met de complexe, gelaagde schoolstructuur, waardoor de kans op foute conclusies wordt vergroot.
Uitgangspunt van dit project is dat zich in de Vlaamse onderwijspraktijk verschillen voordoen tussen scholen op het vlak van prestaties en houdingen tussen de leerlingen. Het is genoegzaam bekend dat de school een invloed heeft op de taal- en rekenvaardigheid van zijn leerlingen. Daarnaast kunnen scholen ook een invloed hebben op de waarden van hun leerlingen. De vraag die werd onderzocht is in hoeverre de sekseratio van het leerkrachtencorps en de sekse van de directie, een invloed hebben op de prestaties en de houdingen van de leerlingen. Daartoe werd gebruik gemaakt van de gegevensbestanden van TIMSS-Repeat (Third International Mathematics & Science Study, 5259 leerlingen ) en van de Vakgroep Sociologie VUB (4727 leerlingen).
Vrouwelijke leerkrachten verschillen van mannelijke leerkrachten. Vrouwelijke directeurs verschillen van mannelijke directeurs. Echter, de stelling van Brophy dat “female and male teachers are much more similar to each other than different” lijkt ook voor de gegevens voor Vlaanderen op te gaan. Maar hoewel de verschillen niet zo groot zijn, kunnen we niet ontkennen dat ze er zijn. Op basis van de gevonden verschillen was de vraag of deze vervrouwelijking van het leerkrachtenberoep gevolgen heeft voor het onderwijs dan ook terecht. We bekeken de invloed van de geslachtscontext van de school op de cognitieve prestaties, met name het bisgedrag en de wiskundeprestaties, en op houdingen van leerlingen.
Op de cognitieve prestaties van leerlingen, heeft noch het geslacht van leerkrachten, noch dat van de directie een betekenisvolle invloed. Wanneer niet gecontroleerd wordt voor de vroegere schoolcarriere van de leerlingen, zou men wat betreft het bisgedrag van leerlingen evenwel de verkeerde conclusies kunnen trekken en stellen dat jongens vaker bissen in scholen met relatief meer vrouwelijke leerkrachten. Echter jongens die al gebist hebben, blijken vaker de overstap te maken naar meisjesscholen met een eerder vrouwelijk leerkrachtenteam. De stelling dat een overwegend vrouwelijk leerkrachtenteam een negatieve invloed zou hebben op de cognitieve prestaties van jongens, moeten we op basis van deze analyses verwerpen.
Ook wat betreft het wiskundeonderwijs, vonden we geen samenhangen met het geslacht van leerkrachten. De stelling dat vrouwelijke leerkrachten in het wiskundeonderwijs fungeren als rolmodellen voor meisjesleerlingen wordt in onze resultaten niet bevestigd. Meisjes gaan niet beter presteren en gaan geen positievere houdingen ten aanzien van het vak ontwikkelen. Aan de andere zijde vinden we ook hier geen bevestiging voor de stelling dat vrouwen niet adequaat les zouden kunnen geven aan jongens. Ook voor jongens maakt het niet uit of zij nu wiskundeles van een vrouw dan wel van een man krijgen.
Met het relateren van geslachtskenmerken van onderwijspersoneel aan de houdingen van leerlingen moet zeer omzichtig worden omgesprongen. Wanneer louter naar de bivariate associatie wordt gekeken, wordt de indruk gewekt dat het geslacht van leerkrachten en directie sterk samenhangen met een aantal houdingen van leerlingen. De schijnbare invloeden van het geslacht van leerkrachten op de houdingen van leerlingen zijn evenwel het gevolg van de sterke correlatie tussen de geslachtsratio van de leerkrachten en die van de leerlingen zelf. Toch worden op het vlak van waardevorming een aantal duidelijke relaties gevonden, althans voor de jongens. Bij de meisjes blijkt de sekseratio van de leerkrachten op school nergens van betekenis te zijn. Bij de jongens wordt voor 5 van de 18 attitudes een significante samenhang gevonden. Jongens getuigen van een minder traditionele visie op rolpatronen en een hoger schoolwelbevinden naarmate er meer vrouwelijke leerkrachten zijn. Verder getuigen jongens van een lagere arbeidsethiek, een negatiever toekomstbeeld en een lager zelfbeeld naarmate zij meer vrouwelijke leerkrachten hebben. Om deze gevonden relaties te duiden, dienden we evenwel onze databank uit te breiden met een aantal kenmerken, zoals bijvoorbeeld de houdingen gemeten bij leerkrachten, hun visie op lesgeven en schoolgebeuren, … . De opname van nieuwe variabelen in de analyses, impliceert echter ook een vermindering van het aantal cases of respondenten. Bij het uitbreiden van onze databank met nieuwe variabelen, stelden we echter vast dat door de daling van het aantal cases de eerder gevonden verbanden vrijwel allemaal verdwijnen. We moeten daarom concluderen dat er mogelijk een verband bestaat tussen de visie op traditionele rolpatronen, het zelfbeeld, het toekomstbeeld en het schoolwelbevinden van leerlingen en de sekseratio van leerkrachten, maar we kunnen dit op basis van onze data niet met volledige zekerheid bevestigen. Er is wel een houding, met name arbeidsethiek, waar de sekseratio van leerkrachten blijft meespelen, wanneer men de analyses apart uitgevoerd worden voor jongens en meisjes en ongeacht het aantal cases in de databank. De relatie blijft tevens bestaan wanneer wordt gecontroleerd voor de achtergrondgegevens van de leerlingen, de houdingen van leerkrachten, de visie van leerkrachten op het schoolgebeuren en andere schoolkenmerken. We kunnen op basis van onze gegevens echter geen rationele verklaring geven voor deze samenhang.
Gender and teaching. A research on the impact of the sex composition of the teaching staff and the headmaster’s gender on the cognitive achievement, affective skills and values of students
Very little is known about the influence of the feminisation of the teaching profession. Therefore this project wants to examine the influence of the sex composition of the teaching staff on the cognitive achievement and the values of their pupils. In the analysis, we will control for the influences of the family, media consumption, participation in associations, religion, … of the pupils. Furthermore, we will take into account the school characteristics which are related to the sex composition of the teaching staff. In the next stage, we shall examine how the differences between students can be linked to the proportion of female teachers in the school. We will focus on differences found in behaviour, attitudes and values (e.g. the didactic techniques they use, their pedagogical view, and their attitude towards traditional gender roles,…) between male and female teachers. Next, we will test if the sex ratio of teachers and the gender of the school principal has an effect on the school's characteristics. This research will be based on a secondary analysis of the TIMSS-database (2894 pupils) and on a database of the Centre of Sociology ( 4722 pupils). The analysing techniques that will be used are multivariate and multilevel.