2002-2003| Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs
Promotor
Mark Elchardus
Researchers
Kuppens T. (VUB SOCI)
De aanleiding voor dit onderzoek was dat West-Vlaamse studenten meer slaagden voor de toegangsexamens arts en tandarts. De hogere slaagpercentages voor de toegangsexamens zijn geen toeval, want uit dit onderzoek blijkt dat er sterke regionale verschillen zijn in studieprestaties in het Vlaamse secundair en hoger onderwijs. Vier representatieve databanken van Vlaamse secundaire scholen tonen aan dat West-Vlaamse leerlingen beter presteren voor wiskunde, wetenschappen, en leesvaardigheid (PISA2000 en TIMSS), en dat ze minder vaak B- en C-attesten behalen (twee TOR-onderzoeken bij jongeren uit 1996 en 2000). Leerlingen uit Antwerpse en Vlaams-Brabantse scholen behalen iets meer B- en C-attesten. Het scherpste beeld van de regionale verschillen vinden we in de gegevens van de Databank Tertiair Onderwijs (1999-2000). Van de eerstejaars die recht uit het secundair onderwijs komen, slaagt gemiddeld 43,2 procent, maar bij de West-Vlamingen is dat 53,9 procent. Ook binnen West-Vlaanderen zijn er nog grote verschillen. Studenten uit de arrondissementen Kortrijk, Ieper, Roeselare, Tielt en Diksmuide in het zuidoosten van West-Vlaanderen halen een gemiddeld slaagpercentage van 57,5 procent, dat is bijna 15 procentpunten hoger dan het Vlaams gemiddelde. Aan het andere uiteinde vinden we Brussel terug met een slaagpercentage van slechts 38,8 procent. Dat de slaagpercentages in de stad Antwerpen (en in mindere mate ook in Gent en andere steden) ook lager liggen, wijst erop dat het hier om een (groot)stedelijk probleem gaat. Een analyse van de VLIR-databank toont aan dat deze regionale verschillen voor West-Vlaanderen en Brussel al minstens teruggaan tot het schooljaar 1990-1991.
In de acht databanken vonden we verschillende deelverklaringen voor de betere prestaties van West-Vlamingen. Ten eerste kunnen de betere prestaties van West-Vlamingen op leesvaardigheid en wiskunde in het secundair onderwijs ten dele verklaard worden door het kleine aantal allochtonen in West-Vlaamse scholen. Ten tweede kiezen West-Vlamingen minder vaak voor ASO en voor universitaire opleidingen. Dat ze minder hoog mikken en misschien realistischer kiezen, kan een deel van de verschillen in slaagpercentages verklaren. De derde en belangrijkste verklaring voor de betere studieprestaties van West-Vlamingen wordt gevormd door een cluster van culturele kenmerken die samengaan met goede prestaties, en die iets meer in West-Vlaanderen aanwezig zijn. West-Vlamingen komen uit onze analyses als iets conformistischer en gezagsgetrouwer. De concentratie van deze kenmerken op klas- of schoolniveau zorgt voor een klas- of schoolklimaat waar het voor leerkrachten gemakkelijker werken is. Dit is een goede basis voor een ‘effectieve’ school. De voorsprong in kennis en studiehouding die de West-Vlamingen tijdens het secundair onderwijs opbouwen, nemen ze mee naar het hoger onderwijs waar ze erg hoge slaagpercentages halen.