1997-2001 | Gecon. Ond. Acties-GOA
Promotor
Verstraeten, H. (VUB CMSO)
Copromotor
Mark Elchardus (VUB SOCI)
Researcher
Degeeter, D. (VUB SOCI)
De volgende probleemstelling ligt aan de basis van dit onderzoeksproject: centrale onderzoeksvraag is welke rol televisie, de nieuwe informatietechnologie en de pers als informatiemedia spelen bij de hedendaagse transformatie van de publieke sfeer, waarbij de aandacht meer in het bijzonder gaat naar het onderzoek van eventuele maatschappelijke dualiseringsprocessen. Deze basisproblematiek wordt in dit GOA-onderzoeksvoorstel vooral onderzocht op het niveau van het publiek: hoe gaat de televisiekijker met dergelijke transformatie en dualisering om, wat heeft dit allemaal concreet voor de mediagebruiker te betekenen en waar komen deze betekenissen eigenlijk vandaan? Dit onderzoek naar significatieprocessen bij het publiek bevat twee essentiele niveaus:
1. Het semantische niveau: na een inhoudelijke analyse van de drie verschillende mediavormen en de sociale, technische en integratieve codes die hierbij gehanteerd worden, wordt hier vooral onderzocht welke significatieprocessen er door het publiek geconstrueerd worden. In welke mate is hier sprake van dominante, aberante of genegocieerde decodering?
2. Het pragmatische niveau: hoe wordt de gedecodeerde significatie geentegreerd in het dagdagelijks sociale handelen van de mediagebruiker? Hier wordt televisiekijken, het omgaan met bv. Internet en het dagelijks lezen van een krant beschouwd als een onderdeel van een sociale practijk. De sociale kijksituatie speelt hierbij uiteraard een wezenlijke rol. Hier zal vooral onderzocht worden welke sociale interactieprocessen er al dan niet door televisiekijken, informatietechnologie en het lezen van kranten of weekbladen op gang worden gebracht. De ideologische macht, zowel van de zender als van de ontvanger, wordt immers pas echt duidelijk op dit pragmatische niveau cfr. John B. Thompson, 1990, blz. 225-238, 1995; Peter Dahlgren, 1995, blz. 18-23; Joshua Meyrowitz, 1985, 1995).
Dergelijke significatieprocessen komen echter niet in het luchtledige tot stand. Integendeel, elk significatieproces functioneert binnen reeds vooraf gestructureerde sociale relaties en de kijker put hierbij voortdurend uit een reservoir van mogelijkheden, competenties en middelen die sociaal in hoge mate ongelijk verdeeld zijn (zie Klaus Bruhn Jensen, 1995; J. Corner, 1991). Daarom zullen deze significatieprocessen onderzocht worden bij drie verschillende deelpublieken, die op het vlak van beschikbaarheid over economisch, cultureel, sociaal en symbolisch kapitaal (P. Bourdieu, 1979) op een significante wijze van elkaar verschillen. Vooraf zal nagegaan worden in welke mate dualiseringsprocessen aan het werk zijn op het vlak van de toegang tot en de beschikbaarheid over deze verschillende soorten kapitaal. Dan zal concreet en diepgaand onderzocht worden welke rol het al dan niet beschikken over deze soorten kapitaal speelt bij de significatieprocessen van de drie deelpublieken i.v.m. het informatieve aanbod van de media. Belangrijk hierbij is echter dat geen van de drie deelpublieken omwille van de mindere toegang tot een van de kapitaalvormen en op basis van een reeds vooraf geformuleerde deficiet-hypothese, mag gestigmatiseerd worden als zijnde minder of meer competente ”significatie-producenten” . In dit onderzoeksproject staat precies de vraagstelling centraal hoe verschillende publieksgroepen van en uit het evoluerend televisueel informatie-aanbod welke betekenissen construeren, produceren en integreren in hun eigen leven. Dat diverse televisiepublieken naargelang hun sociaal-economisclle, politieke en culturele achtergrond welbepaalde significatiepatronen vertonen, wordt weliswaar doorgaans als een evidentie beschouwd, maar werd nauwelijks op systematische wijze onderzocht.
Media, signification and information. The mediatization of the public sphere: between dualization and democratization
The following research problem is at the basis of this research project: at the core of this project is the question of what role television, the new information technologies and the press play as information media in the current transformation of the public sphere. In particular, attention will be paid to the analysis of possible social dualization processes. In the GOA-project this basic problem will be examined mostly on the level of the public. How does the television viewer deal with such transformation and dualization processes? What is their concrete impact on the media user’s life, experiences, ideas? Where do these meanings really come from? The research on the signification processes on the part of the public consists of two essential levels:
1. The semantic level. After having analyzed the contents of the three different media and the social, technical and integrative codes used to do so, we will concentrate mostly on the construction of meanings (signification) by the public. To what extent can dominant, aberrant or negotiated decoding be detected?
2. The pragmatic level. How does the media user integrate the decoded meanings into his everyday social practice? Watching television, working with Internet and reading the daily newspaper are all considered integrative parts of the social practice. The social viewing situation is indeed crucial. In particular, the social interaction processes that are triggered off when watching television, using information technologies and reading newspapers or magazines, will be prominent in the research. The ideological power, on the side of the sender as well as on the receiver’s, can only be revealed on the pragmatic level (cf. John B. Thompson, 1990, blz. 225-238, 1995; Peter Dahlgren, 1995, blz. 18-23; Joshua Meyrowitz, 1985, 1995).
Similar signification processes do not come about in a social vacuum. On the contrary, each signification process functions within pre-structured social relationships and the viewer continually draws from a reservoir of possibilities, abilities and means, which are all socially distributed in a highly unequal way. (see Klaus Bruhn Jensen, 1995; J. Corner, 1991). Therefore, these signification processes will be examined among three different target groups, which differ significantly when it comes to the availability of economic, cultural, social and symbolic capital (Pierre Bourdieu, 1979). Prior to this, the extent to which dualization processes are going on, when it comes to the accessibility and availability of different kinds of capital, will be analysed. Furthermore, it will be researched in a concrete and intensive way how the signification processes concerning the informative output of the media, brought about by the three public groups, are affected by the extent of availability of Bourdieu’s kinds of capital. However, an “a priori deficit-hypothesis” must be avoided. If a sub-public has less access to a particular kind of capital, it must not be stigmatized as being more or less competent in producing meanings. Yet, the question of how distinct public groups construct, produce and integrate which meanings from the informative television output, is the focal point of this research proposal. Although it might seem obvious that different publics are characterized by signification patterns in accordance with their socioeconomic, political and cultural background, this has hardly been examined in a systematized way.